De januskop van de bureaucratische incorporatie van de islam in Europese samenlevingen
De bureaucratische incorporatie van de islam in Europa kent twee gezichten, stelt Thijl Sunier in zijn afscheidsrede als hoogleraar antropologie. Wordt het niet tijd om het door samenleving en politiek aan moslims opgelegde beeld van "ideale moslim" los te laten, zo vraagt hij zich af.
Op 28 oktober 2022 heb ik mijn afscheidsrede gehouden als hoogleraar antropologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam, leerstoel ‘Islam in European Societies'. De rede ging over de twee gezichten van het proces van bureaucratische incorporatie van de islam in Europese staten in de afgelopen decennia.
Dit proces heeft voor een zeker niveau van institutionele stabiliteit en rechtsbescherming gezorgd, en verschaft moslims toegang tot materiële, juridische en financiële middelen. Zo bestaan er op veel bestuurlijke niveaus overlegstructuren die het mogelijk maken te onderhandelen over zaken die de islam betreffen. Het biedt moslims relatieve bescherming tegen politieke willekeur en tegen haatcampagnes. Hoewel er nog lang geen sprake is van een gelijkwaardige plaats in de samenleving en er nog veel gedaan moet worden, vormt de bureaucratische incorporatie wel een belangrijke stap. Dit ondanks de voortdurende verspreiding van islamofobie en de systematische problematisering van moslims in de media, in de politiek en in de wetenschap.
Maar deze bureaucratische incorporatie van de islam biedt de staat anderzijds ook instrumenten om organisaties en activiteiten van moslims te reguleren. Bureaucratisering is geenszins een neutraal proces, maar de uitwerking van een politiek-ideologisch programma van natiestaten om religies, in dit geval islam, te ‘nationaliseren’, in een nationaal format te gieten. Bestuursorganen zetten hun bureaucratische apparaat dus in om een islam te ontwikkelen die past in de bestuurlijke structuur van het land.
Bureaucratische incorporatie biedt staten daarnaast ook de mogelijkheid controle uit te oefenen op het doen en laten van moslims en hun organisaties. Deze controlemechanismen zijn opgeschaald en geïntensiveerd, als gevolg van het verslechterde politieke klimaat, vooral na 9/11, en de daaruit voortgekomen obsessie met veiligheid.
De bureaucratische incorporatie van de islam in Europese staten heeft nog een ander ongrijpbaar maar niettemin zeer fundamenteel effect. Lange tijd waren moslims buitenstaanders in Europa, maar in de loop der jaren werden ze geleidelijk in de samenleving opgenomen en werden ze burgers (in spe). Parallel hieraan ontstond een beeld van de ‘ideale moslim’, dat de maatstaf werd, het referentiepunt waarnaar moslims zouden moeten leven en dat zij zouden moeten omarmen. De ‘ideale moslim’ is een ongrijpbaar concept, met impliciete aannames, doelen en verwachtingen, moeilijk te omschrijven en te lokaliseren, waarvan de betekenis bovendien voortdurend verandert.
Schijnbaar paradoxaal blijkt dat hoe meer moslims te vinden zijn in alle lagen van de samenleving, hoe sterker ze de dwingende aanwezigheid en impliciete druk voelen van het beeld van de ‘ideale moslim’. Dit is wat moslims dagelijks ervaren in individuele interacties met andere leden van de samenleving, maar zeker ook in allerlei onderhandelingssituaties met instanties en politici. Als je erkend wilt worden als een betrouwbare gesprekspartner en een succesvolle vertegenwoordiger van je gemeenschap, moet je jezelf herkenbaar maken, je aanpassen aan de culturele conventies, de dominante symbolische taal spreken en het beeld waarmaken van de 'ideale moslim'. Moslims verzetten zich toenemend hiertegen, zoals blijkt uit een recente discussie in Amsterdam toen burgemeester Halsema vertegenwoordigers van moslimorganisaties een LHBTIQ+-verklaring wilde laten ondertekenen. Moslimorganisaties waren verontwaardigd dat deze verklaring niet was voorgelegd aan andere religieuze gemeenschappen en dat de suggestie werd gewekt dat homohaat vooral of zelfs uitsluitend iets van moslims was.
Het is natuurlijk heel moeilijk te voorspellen hoe dit alles zich in de komende jaren ontwikkelt, maar ondanks het verslechterende politieke en sociale klimaat waarmee de islam en moslims worden geconfronteerd, moet de rol van toekomstige generaties van moslims in Europa om verandering te brengen, niet onderschat worden. De meeste jonge moslims in Europa zijn hier geboren en getogen, hun positie en hun kansen zijn aanzienlijk verbeterd. Ze staan allerminst geïsoleerd in de samenleving, zoals veel politici suggereren. Ze kennen de samenleving, zijn welbespraakt en eisen een plaats op, niet als gasten, maar als gelijkwaardige burgers en op hun eigen voorwaarden. Sommigen van hen keren zich misschien af van de samenleving, maar de overgrote meerderheid beschouwt zichzelf als Europese burgers. De aantijgingen van geheime diensten en politici in heel Europa over toenemende radicalisering worden tegengesproken door louter feiten.
Veel moslims hebben genoeg van de ‘ideale moslim’-obsessies van politici. Het naleven van dit beeld bestendigt bestaande machtsverhoudingen en veroorzaakt schade voor nieuwe generaties. Sommige jonge moslims zijn als Europese burgers actief betrokken bij de ontwikkeling van een op Europa geënte islam. Dat zal ongetwijfeld het organisatorische islamitische landschap in Europa veranderen. Maar het betekent ook dat overheden bereid moeten zijn de grote diversiteit onder moslims te erkennen en het beeld van de ‘ideale moslim’ los te laten. Serieuze betrokkenheid van moslims zal vele vormen aannemen, en vaker niet dan wel beantwoorden aan het ideaalbeeld.
0 Comments