Don Quichot en het kalifaat (III): wat te doen?
Tien jaar na de moord op Theo van Gogh moeten er nieuwe stappen gezet worden. Maurits Berger doet een oproep aan zowel moslims als de Nederlandse overheid.
Hoe moeten we de radicalisering die nu onder jonge moslims plaatsvindt verklaren? Was de afgelopen tien jaar, na de moord op Theo van Gogh, niet keihard gewerkt om dit soort radicalisering tegen te gaan? Wat is er dan mis gegaan? Was er niet onlangs weer een rapport van het Centraal Bureau voor de Statistiek uitgekomen dat de tweede generatie allochtonen zich gelukkiger voelt dan de eerste generatie, en dat onder hen de Marokkanen zich met 87 procent het meest gelukkig voelen?
Ik zal niet beweren dat ik weet hoe het zit. Volgens mij tasten wij allemaal in het duister. Ik heb wel mijn vermoedens. Het gaat niet om welzijn of geluk. Het gaat om behoren. Simpel gezegd bestaat aan de zijde van de moslims de vraag ‘mogen we hier wel zijn?’, en aan de zijde van de rest van de Nederlanders de vraag ‘willen jullie hier wel zijn?’
De vraag ‘mogen we hier wel zijn?’ aan de kant van moslims komt voort uit een onvrede die breed leeft over de wijze waarop Nederlanders hun identiteit bezien – samengevat in de woorden van Wilders: ‘Ik heb niets tegen moslims, maar wel tegen islam’. Mijn zorg is dat deze onvrede steeds meer in islamitische termen wordt gevat.
We weten dat de Nederlandse moslimgemeenschap weinig of geen politieke en religieuze leiders heeft. We weten ook dat de jonge generatie meer vervuld is van een puriteinse visie op de islam dan de vorige generatie. Op zich niets mis mee. Maar wie heeft er, bij gebrek aan moslimgeleerden in Nederland, dan de autoriteit om die onvrede te vertolken? Dat is de jongeling die zich puriteins opstelt, beweert toegang te hebben tot de bronteksten wegens zijn kennis van het Arabisch, en – niet onbelangrijk – het lef heeft om de gevestigde orde in Nederland uit te dagen.
Zo kan Don Quichot in zijn eigen illusies blijven geloven, en blijft de rest van de moslimgemeenschap daar als Manchu Panza achteraan rennen – hoofdschuddend, maar met liefde voor de enigszins ontspoorde lotgenoot, en met stille bewondering voor zijn standvastigheid.
Ik wil hier een oproep doen aan de moslimgemeenschap: steek uw geld niet in de bouw van de zoveelste prachtige en nog grotere moskee, maar in opleiding van uw eigen geestelijkheid, een nieuwe generatie van weldenkende Nederlandse ulama. En wees niet afwachtend richting de overheid, hopend en daardoor vaak teleurgesteld over wat die voor u zou moeten doen.
De vraag ‘willen jullie hier wel zijn?’ die veel Nederlanders voorhouden aan moslims moeten we zien in een groter verband. Nederlanders voelen zich bedreigd. Niet alleen door internationale gebeurtenissen. Maar bedreigd in hun wezen. Door een aantasting van het vertrouwen in oude instituten: politiek, banken, de rechterlijke macht, de advocatuur, de wetenschappers, de medici.
Maar er is meer. De dreiging komt ook van buitenaf. Er is bezorgdheid en boosheid dat migratie onze welvaartsstaat destabiliseert, dat Europa vertelt wat wij moeten doen, dat Surinamers en Antillianen willen dat Zwarte Piet verdwijnt, en dat moslims vinden dat wij Nederland-vreemde omgangsvormen moeten accepteren.
Het gaat dus om meer dan moslims en islam, maar veel van deze vrees spitst zich daar wel op toe. Soms terecht, soms niet. Maar zolang Nederland in de greep is van bevolkingsgroepen die elkaar van een afstandje bekijken, met weinig wederzijds vertrouwen dat op elkaar gerekend kan worden als het er op aan komt, dan hebben wij een probleem.
En ook hierover wil ik een oproep doen, ditmaal gericht aan de overheid, en met name de regering. Ik vind dat u zich nog steeds onvoldoende opstelt als een overheid voor alle Nederlanders. Ik snap dat u zich niet wenst te branden aan alle openbare kritieken en meningen. Maar ik zou toch menen dat de vrijheid van meningsuiting ook voor u geldt. Duidelijke uitspraken over bepaalde kwesties die de grenzen van de grondwet of het fatsoen overschrijden zouden veel helderheid brengen, met name bij de moslimgemeenschap die zich vogelvrij voelt. Een soortgelijke oproep richt ik ook tot de AIVD en NCTV (Nationaal Coördinator Terrorismebedreiging en Veiligheid). Uit persoonlijke waarneming kan ik u zeggen dat moslims niet het idee hebben dat deze organisaties er ook zijn om hen te beschermen, en ik heb gemerkt dat medewerkers van die organisaties er inderdaad ook zo over denken.
Het zal u duidelijk zijn dat ik mij niet echt bekommer om Don Quichot. Op een gegeven moment raakt hij uitgeput of loopt zich te pletter tegen een van zijn droombeelden. Veel meer zorgen maak ik mij om wie er na hem komt - de volgende generatie. Immers, de jonge radicale types waar wij ons tien jaar geleden zo over opwonden zijn grotendeels verdwenen, maar blijkbaar is de voedingsbodem voor radicalisering nog steeds aanwezig.
In de afgelopen tien jaar hebben we daar blijkbaar niet de vinger achter kunnen krijgen. Laten we dat voor de komende tien jaar wel proberen te doen. Wij zijn de Manchu Panzas, en wij moeten niet langer bezorgd met Don Quichot meehobbelen, maar hem aan zijn mouw trekken en laten zien dat je droombeelden in je eigen land kunt en moet realiseren. Want daarin staan moslims niet alleen – dat is een ideaal waar alle Nederlanders naar snakken.
Dit is een verkorte versie van het het tweede deel van de Moslimkrant-lezing die Maurits Berger op 28 oktober 2014 gaf.
0 Comments