Graan en autoriteiten: de commerciële ontwikkeling van een vroeg-middeleeuwse stad in Egypte
Contemporaine bronnen leren ons waarom het vroeg-middeleeuwse Fustat, destijds de hoofdstad van Egypte, zich vanaf halverwege de zevende eeuw in een razend tempo ontwikkelde van islamitische garnizoensstad tot provinciaal centrum, aldus Jelle Bruning.
“Als er kooplieden in uw district zijn die graan gekocht en bijeengebracht hebben, beveel hen het te verkopen. Laat een ieder van hen de helft van zijn graan naar Fustat brengen. Bericht mij over elke koopman en de hoeveelheid graan die hij meebrengt en gebied hem dat in Fustat te verkopen, want ik heb het hoofd van de handelsbelasting al de opdracht gegeven bij te houden wie met welke hoeveelheid komt.”
In juli 710 n. Chr. schrijft een Egyptische gouverneur in Fustat deze woorden aan het hoofd van een administratief district dat zo’n 400 kilometer zuidelijker ligt. Fustat verkeert in nood en inmenging van de autoriteiten in de handel en wandel van zuidelijke kooplieden is geboden. “Ik vrees,” schrijft de gouverneur in een andere brief, “dat de graanprijs in Fustat erg zal stijgen.”
De twee brieven vertellen ons niet waarom hij zo bezorgd is om de prijs van graan in de hoofdstad van Egypte, dat destijds een provincie van het islamitische rijk, het kalifaat, was. Houdt hij zich bezig met prijsregulering, zouden de kooplieden wachten totdat er een hongersnood uitbreekt, vreest de gouverneur een volksopstand? Het is hoe dan ook een ernstige zaak.
Op het moment dat de gouverneur zijn brieven schreef bestond Fustat zo’n zeventig jaar. De stad, net ten zuiden van de Nijldelta gelegen, werd rond 640 n. Chr. gesticht als garnizoensstad voor islamitische soldaten die grotendeels van het Arabisch schiereiland afkomstig waren. Twee jaar eerder waren zij Egypte vanuit Palestina binnengevallen en hadden zij zeer succesvol grote delen van de oostelijke Nijldelta op de Byzantijnen veroverd. De garnizoensstad was een uitvalsbasis voor verdere expedities in de Nijldelta, de Nijlvallei en, iets later, een gedeelte van Noord-Afrika.
De snelheid waarmee de garnizoensstad uitgroeide tot een provinciaal centrum waar het provinciale bestuur zetelde en kooplieden van ver hun producten verkochten is verbazingwekkend. Hoe laat deze snelle ontwikkeling zich verklaren?
Modern onderzoek richt zich voornamelijk op Fustat als politiek en bestuurlijk centrum. Maar de stad had andere relaties met haar Egyptische achterland die evenzeer aandacht verdienen – bijvoorbeeld commerciële. Hoe en om welke redenen veranderden deze relaties? Egypte is het land bij uitstek waarover we bronnen hebben die zulke vragen kunnen beantwoorden.
De bronnenproblematiek die gepaard gaat met een studie naar de vroege islamitische maatschappij is welbekend. Middeleeuwse geschiedschrijvers baseren hun verhaal uiteindelijk op een orale historische traditie waarvan de betrouwbaarheid niet makkelijk te achterhalen is.
Uit Egypte hebben we gelukkig ook contemporaine documenten, meestal geschreven op papyrus. Deze leggen alledaagse gebeurtenissen vast en stellen ons in staat sociaal-historisch onderzoek te doen naar een van de vroegste islamitische gemeenschappen buiten het Arabisch schiereiland. Ze zijn van velerlei aard: belastingbrieven, juridische documenten, schrijfoefeningen – noem het maar op.
Het zijn de contemporaine bronnen waar we ons op moeten richten. In tegenstelling tot de middeleeuwse historische traditie tonen zulke bronnen duidelijk een trapsgewijze ontwikkeling van garnizoensstad tot provinciaal centrum. Opvallend is dat de politieke autoriteiten op rijksniveau hier een grote rol in speelden.
Een voorbeeld. Fustats handelspositie versterkte aan het eind van de zevende eeuw aanzienlijk. De periode van ca. 640 tot 700 n. Chr. was economisch rustig. De stad bezat een aantal markten, herbergen en bedrijven, maar importeerde veel uit haar Egyptische achterland. De meeste islamitische bewoners van de stad kregen een staatsinkomen; sommigen vulden dit aan met inkomsten uit handel.
Maar aan het eind van de zevende eeuw is er een grote verandering te zien. Archeologisch onderzoek toont aan dat vanaf dat moment op grote schaal producten van buiten Egypte geïmporteerd worden. Afgaande op de brieven die van hen bewaard gebleven zijn, deden veel meer handelsreizigers dan daarvoor de stad aan vanaf de vroege achtste eeuw. Deze verandering is ook zichtbaar in de geschiedschriften. Zij vertellen ons dat vanaf het laatste decennium van de zevende eeuw gouverneurs en zelfs kaliefen gebouwen met commerciële doeleinden in de stad lieten bouwen. Vanwaar deze verandering?
Een van de redenen laat zich in de documenten lezen. Vanaf de late zevende eeuw worden moslims die niet in overheidsdienst zijn in documenten uit het Egyptische platteland genoemd. Een toename van het aantal Arabische documenten dat daar gevonden is rond het jaar 700 n. Chr. bevestigt hun aanwezigheid buiten Fustat. De oorzaak van deze ontwikkeling is waarschijnlijk de afschaffing van het staatsinkomen rond die tijd.
Voor die tijd had iedere moslim recht op dit inkomen. In het kader van bezuinigingen schaften politieke autoriteiten het omstreeks 700 n. Chr. in een groot deel van het islamitische rijk af. Degenen die niet in dienst waren van de autoriteiten waren genoodzaakt een andere bron van inkomsten te zoeken. Het afschaffen van het staatsinkomen stimuleerde bewoners van Fustat meer dan voorheen handel te drijven. Sommigen trokken naar het Egyptische platteland en versterkten de handelscontacten tussen de stad en de rest van Egypte.
Dit neemt niet weg dat de politieke autoriteiten de handel in de stad ook actief naar hun hand probeerden te zetten. De vroeg-achtste-eeuwse brieven die ik aan het begin van dit artikel noemde getuigen hiervan. Maar uiteindelijk was het een samenkomst van verschillende factoren die we nu langzaam beginnen te herkennen. In een verwijzing naar Fustats bloeiende handel aan het begin van de achtste eeuw erkent de gouverneur dit expliciet. Om zijn bevelen kracht bij te zetten schrijft hij: “Graan laat zich makkelijk verkopen in Fustat. Niemand verlaat de stad zonder zijn graan te hebben verkocht.”
0 Comments