leidenislamblog

Haatimam?

Haatimam?

Onlangs trok minister Koenders de visa in van drie moslimpredikers die waren uitgenodigd voor een benefietbijeenkomst in Rijswijk. Wie zijn zij? Remke Kruk duikt in de geschriften van een van de mogelijke afgewezenen.

Coverphoto: poster benefiet bijeenkomst Rijswijk
Bron: Stichting Rohamaa

Wie zijn nu toch de drie “haatpredikers” die van minister Koenders van Buitenlandse Zaken Nederland niet in mochten om de benefiet van stichting Rohamaa op 8 maart in Rijswijk bij te wonen? De bijeenkomst werd daarop afgelast, maar is doorgegaan via een livestream op de website van de stichting.

De minister heeft niet bekendgemaakt wie van de zeven uitgenodigde predikers een visum is geweigerd (lees hier meer). Een van de zeven, “Wahid Baali”, werd in NRC Handelsblad van 18 februari expliciet als mogelijke afgewezene genoemd. Een YouTube-filmpje waaruit zijn sympathie voor Bin Laden bleek maakte hem bij uitstek verdacht. Hij zei daarin dat hij de dood van Bin Laden betreurde en blij was dat hem het martelaarschap ten deel was gevallen. Veel weten we daarmee nog niet over deze “Baali”. Daarvoor moeten we niet alleen naar YouTube kijken, maar ook naar wat deze prediker zoal geschreven heeft.

Wahîd ʿAbd al-Salâm Bâlî is een bekende Egyptische godsdienstgeleerde van streng orthodoxe signatuur. Hij heeft als leraar op scholen in Saoedi-Arabië gewerkt. Zijn affiniteit met de wahhabitische islam zal wel uit die tijd dateren. Hij heeft een lange lijst van vrome traktaten op zijn naam: 33 titels worden er genoemd in een boek uit 2010. Het zijn, naar de titels te oordelen, allemaal traktaten van het soort dat islamitische predikers in grote hoeveelheden produceren: boeken en boekjes die uitleggen wat een vrome moslim allemaal moet doen en laten in het dagelijks leven. De meningen daarover verschillen al naar gelang de mate van gelovigheid van de auteur.

Bâlî is een wahhabiet, dus rekkelijk zijn zijn opvattingen niet. Zijn boeken gaan over de standaardonderwerpen van vrome traktaten: paradijs en hel, islamitisch bankieren, hoe je je kind moet opvoeden, of je het Egyptische lentefeest (geen islamitisch feest) wel mag vieren. Verschillende traktaten leggen uit hoe je door kwade geesten – jinn veroorzaakte ziekten kunt onderscheiden van kwalen met een aanwijsbare lichamelijke oorzaak, en hoe je zulke aandoeningen moet behandelen. Samenhangend daarmee zijn er boeken over de beste manier om je tegen jinn en tovenarij te beschermen. Met dat onderwerp is Bâlî voor het eerst bekend geworden. Zijn boek Wiqâyat al-insân min al-jinn wa-l-shaytan (“Bescherming van de mens tegen jinn en de duivel”) verscheen in 1988.

Voor wie het niet weet: het geloof in geesten en tovenarij speelt een grote rol in de islamitische wereld, en men probeert zich op allerlei manieren te beschermen tegen het kwaad dat zulke machten aanrichten. Het is een aspect van de islam dat in inleidende boeken helaas meestal niet aan de orde komt. Bâlî’s bekendheid zit hem onder andere in de uiterst strenge (wahhabitische) opvattingen die hij heeft over welke methoden je wel en niet mag gebruiken om je te beschermen, opvattingen die vaak tegen de heersende praktijk op dat gebied ingaan.

Ik kreeg Bâlî voor het eerst in beeld in het begin van de jaren ’90, toen ik op de jaarlijkse boekenbeurs in Cairo zijn boekje Al-Sârim al-Battâr fî tahaddî al-sahara al-ashrâr (“Het scherpsnijdend zwaard: uitdaging van de slechte tovenaars”) in handen kreeg. In die tijd maakte ik een overzicht van de talloze boeken over jinn en tovenarij waarmee de markten in de Arabische wereld werden overspoeld, en dacht van dit boekje direct: dit gaat het maken. Precies het soort duidelijke uitleg waar de gewone moslim behoefte aan heeft als hij zich afvraagt wat hij volgens orthodoxe opvatting nu wel of niet mag geloven en doen op het gebied van tovenarij. In eenvoudige en heldere taal gesteld, en geïllustreerd met duidelijke case-stories uit de praktijk van Bâlî zelf.

Zo beschrijft hij hoe tovenaars werken en stelt in een aantal hoofdstukken allerlei vormen van fysiek of geestelijk disfunctioneren aan de orde die door tovenarij zijn veroorzaakt. Ook het boze oog komt ter sprake. Bâlî beschrijft hoe zulke aandoeningen met bepaalde Koranpassages, vrome formules en het sprenkelen van water te bestrijden of te voorkomen zijn. Andere middelen laat hij niet toe. Hij geeft voorbeelden van de manier waarop hij geesten uitdrijft die zich in opdracht van een tovenaar in iemands lichaam hebben genesteld en daar kwaad aanrichten.

Het scherpsnijdend zwaard werd inderdaad een bestseller, net als Bescherming van de mens tegen jinn en de duivel. Elk jaar zag ik er nieuwe uitgaven van. Van Het scherpsnijdend zwaard kocht ik twee jaar geleden in Cairo de 21e druk, verschenen in 2010. Het boek werd in talloze talen vertaald, inclusief het Nederlands – helaas een nogal warrige en onduidelijke vertaling, vooral wat terminologie betreft. Zelf heb ik het boekje in het Engels vertaald, en voor wie het interesseert: de tekst is te downloaden op mijn website, www.remkekruk.com.

Veel moslims hangen amuletten op om kwade machten tegen te houden. Dat is nu precies wat van zulke wahhabitische sheikhs als Bâlî niet mag. Bovennatuurlijke kracht toekennen aan een voorwerp, dat betekent een macht naast God plaatsen, en dat is shirk, polytheïsme, een onvergeeflijke zonde. In zulke dingen doet zijn wahhabitische zienswijze zich krachtig gelden en zijn boeken proberen die opvatting te verspreiden. Met hoeveel succes, is een interessante vraag.

0 Comments