leidenislamblog

Islam en orgaan­transplantatie: een veelbesproken vraagstuk Pagina uit Ibn Sina’s bekende werk al-Qānūn fī al-Ṭibb

Islam en orgaan­transplantatie: een veelbesproken vraagstuk

Met het voorstel voor een nieuw donorregistratiestelsel is orgaantransplantatie weer een actueel thema onder moslims. Onlangs organiseerde de Islamitische Universiteit Rotterdam een conferentie hierover. In de fatwaliteratuur is het onderwerp niet nieuw.

De Islamitische Universiteit Rotterdam (IUR) en verschillende studentenverenigingen organiseerden een conferentie over orgaandonatie, omdat er binnen de moslimgemeenschap veel onduidelijkheid bestaat over de vraag of orgaandonatie vanuit een religieus perspectief is toegestaan.

Deze vraag is des te prangender sinds de Tweede Kamer afgelopen september instemde met een wetsvoorstel voor een actief systeem van donorregistratie. Volgens dit systeem wordt iedere Nederlander geregistreerd als donor, tenzij er bezwaar gemaakt wordt. De Eerste Kamer stemt later dit jaar over dit wetsvoorstel.

Hoewel dit wetsvoorstel orgaandonatie weer actueel maakt binnen de moslimgemeenschap, wordt het onderwerp al langer in de islamitische traditie besproken.

Oud en nieuw

Het vervangen van een verloren tand door een tand van een overleden persoon of dier, of het herstellen van een botbreuk met botten van dieren, zijn onderwerpen die moslimgeleerden al in de twaalfde eeuw bespraken. Deze discussies werden opnieuw aangewakkerd nadat een nierpatiënt in Boston in 1954 voor het eerst succesvol een nier ontving van zijn eeneiige tweelingbroer.

Hoewel dit succes in de medische wereld enthousiast werd ontvangen als een nieuwe impuls voor de transplantatiegeneeskunde, vonden anderen transplantatie in strijd met de Hippocratische eed en een ontering van het menselijk lichaam. Na deze operatie volgden succesvolle transplantaties van andere organen, ook van overleden donoren.

Deze nieuwe medische ontwikkelingen bereikten al snel de moslimwereld. Vanaf de jaren ’50 van de vorige eeuw zien we in de fatwaliteratuur dat orgaantransplantatie ook onder moslimgeleerden een onderwerp van discussie werd. Twee belangrijke met elkaar concurrerende waarden vormden daarbij het middelpunt: de integriteit van het menselijk lichaam enerzijds versus het redden van een leven anderzijds.

Integriteit van het lichaam

In de eerste religieuze opinies (fatwa’s) over orgaantransplantatie spraken moslimgeleerden zich terughoudend uit. Muḥammad al-Shāfī (1896-1976), moefti van India en later van Pakistan, wijdde in de jaren ’60 een boek aan dit onderwerp waarin hij orgaantransplantatie om verschillende redenen verbood.

In de eerste plaats stelde hij dat de integriteit van een lichaam ermee geschonden wordt. Daardoor is orgaantransplantatie in strijd met een overlevering (ḥadīth) die stelt dat “het breken van het gebeente van een dode is als het breken van het gebeente van een levende”. Omdat orgaantransplantaties in die tijd bovendien nog niet zo succesvol waren, vond al-Shāfī dat niet opwegen tegen het schenden van een lichaam.

Ten tweede stelde hij dat de mens niet de eigenaar van zijn lichaam is, maar het gedurende zijn leven slechts in bruikleen heeft gekregen, waarna het weer terugkeert naar God. Al-Shāfī’s laatste bezwaar is gebaseerd op de effecten die orgaantransplantatie kunnen hebben op de samenleving. Volgens hem zou orgaantransplantatie kunnen leiden tot uitbuiting van armen, die vanwege financiële redenen genoodzaakt zouden kunnen worden hun organen te verkopen. Dit was en is een realistisch bezwaar omdat Pakistan een land is waar orgaanhandel nog steeds veelvuldig voorkomt.

Redden van een leven

Naarmate orgaantransplantaties succesvoller werden – met name door betere immunosuppressiva – nam ook het aantal fatwa’s toe dat orgaantransplantatie goedkeurt.

In 1979 vaardigde de toenmalige Egyptische moefti Jād al-Ḥaqq (1917-1996) een lange fatwa uit over orgaantransplantatie. Hij is een van de eerste moefti’s die orgaantransplantatie toestaat. Hoewel ook bij al-Ḥaqq de integriteit van het lichaam hoog in het vaandel stond, vond hij dit principe ondergeschikt aan het redden van een mensenleven. Hij haalde hierbij het koranvers “Voor wie het leven van één mens redt, is het alsof hij de gehele mensheid gered heeft" (5:32) aan. Ook stelde hij dat sommige wetscholen toestaan om de buik van een overleden zwangere vrouw open te snijden om haar foetus te redden, als deze nog leeft en levensvatbaar is.

Aan orgaantransplantatie waren volgens al-Ḥaqq echter wel een aantal voorwaarden verbonden. Zo moet het orgaan bruikbaar zijn voor de ontvanger en mag het lichaam van de donor niet onnodig beschadigd worden. Ook mag er geen financiële compensatie gegeven worden aan de donor of nabestaanden en moet de donor toestemming hebben gegeven.

Hersendood

Behalve bovenstaande afwegingen, roept orgaantransplantatie ook vragen op die samenhangen met definities van de dood. In de negentiende eeuw werd voor het eerst in de medische geschiedenis in het stervensproces geïntervenieerd door mensen te beademen of door ze elektroshocks te geven om het hartritme te herstellen.

Terwijl de (juridische) dood tot dan toe meestal gedefinieerd werd door het disfunctioneren van de hart-longfunctie, introduceerden twee Franse neurologen, Pierre Mollaret en Maurice Goulon, in 1959 de toestand hersendood onder de naam coma dépassé, een onomkeerbaar coma.

Nadat moslimgeleerden zich eerst hadden gebogen over orgaantransplantatie, werden zij later genoodzaakt ook een standpunt over hersendood in te nemen. Sommige organen kunnen immers alleen succesvol getransplanteerd worden wanneer ze doorbloed blijven en dus geoogst worden nadat iemand hersendood is verklaard, maar nog wel beademd wordt.

Reacties van moslimgeleerden op hersendood lopen uiteen. Sommigen beschouwen een hersendode patiënt niet als dood, terwijl anderen hierover twijfelen. Deze twijfel resulteert bij de Syrische moslimgeleerde Ramaḍān al-Būṭī (1929-2013) om hersendood niet gelijk te stellen aan een cardiopulmonale dood (het stoppen van de hart-longfunctie).

Een invloedrijke fatwaraad zoals de Islamic Fiqh Academy in Mekka stelt hersendood echter wel gelijk aan een cardiopulmonale dood, terwijl de Islamic Organization for Medical Sciences (Koeweit) meent dat hersendood een stadium is tussen leven en dood, vergelijkbaar met de laatste stuiptrekkingen (al-ḥayāt ghayr al-mustaqirra) voorafgaand aan het overlijden. In dit stadium mogen organen geoogst worden, maar worden er nog geen begrafenisrituelen uitgevoerd, gaat het erfrecht nog niet in, en worden huwelijken nog niet ontbonden.

Verscheidenheid

Ondanks het toegenomen succes van orgaantransplantaties, blijft een kleine groep moslimgeleerden er terughoudend over. Hun voornaamste argumenten zijn de integriteit van het lichaam en de zeggenschap over het lichaam (God als eigenaar van elk menselijk lichaam).

Visies van moslimgeleerden op orgaantransplantatie verschillen. Dit hangt sterk samen met de complexiteit van de materie, de context waarin orgaantransplantatie plaatsvindt en het ontbreken van eenduidige religieuze teksten waarop teruggevallen kan worden. De slotconclusie van de IUR conferentie was dan ook dat er een grote verscheidenheid aan meningen bestaat en dat het aan de individuele moslim is om een opinie te kiezen van een moslimgeleerde die zij betrouwbaar en overtuigend vinden.

0 Comments