leidenislamblog

Kubkub: Hoe religieuze verdeling in Tsjaad de lens op het verleden bepaalt Begraafplaats van de Martelaren in Abéché, Tsjaad. Hier liggen de 150 slachtoffers van de kapmesmoorden.

Kubkub: Hoe religieuze verdeling in Tsjaad de lens op het verleden bepaalt

De herdenking van een koloniaal drama in Tsjaad 100 jaar geleden werpt licht op een hedendaagse confrontatie: die tussen salafisten en rekkelijke moslims.

In 1917 speelde zich een drama af in Abéché, de hoofdstad van de Tsjaadse provincie Wadai. In opdracht van een Franse koloniale commandant werden op een ochtend zo’n 150 mensen vermoord met machetes of ‘coupe-coupes’ in het Frans. Onder hen waren ongeveer 20 ulama, islamitische geleerden. Honderd jaar later proberen historici in Tsjaad grip te krijgen op de gebeurtenis die als ‘kubkub’ de geschiedenis in ging. Daarmee komen ze terecht in een debat dat nu op veel meer plekken in de wereld speelt, tussen salafisten en rekkelijke moslims. De spanning tussen de twee stromingen in de islam neemt toe. In Tsjaad kleurt die hoe men naar Frankrijk en de koloniale geschiedenis kijkt.

Het sultanaat Wadai was aan het begin van de 20e eeuw de laatste onafhankelijke staat in de Sahel. In een aanvullend akkoord na het Congres van Berlijn (1884) werd Wadai als te koloniseren gebied toegewezen aan Frankrijk. In 1909 vestigde Frankrijk zijn militair gezag en verving het sultan Dud Murra door een stroman.

Historici in Tsjaad zijn het erover eens dat de aanleiding voor kubkub klein was: een dronken slaaf vermoordde op de markt een Fransman, omdat een sheikh hem het paradijs had beloofd als hij een ongelovige doodde. De onervaren Franse commandant Gérard zag dat als signaal van een complot tegen de Fransen, waar met het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog al volop over werd gespeculeerd – de sultan in Istanboel had immers de jihad tegen de Europese bezetters uitgeroepen. De volgende ochtend gaf hij zijn soldaten opdracht om de mannen in de wijk van religieuze en politieke leiders te onthoofden met ‘coupe-coupes’, zodat de inwoners van omliggende wijken en dorpen niet door het lawaai van geweren gealarmeerd zouden worden.

Voor de rest liggen de visies ver uit elkaar, zo bleek ook tijdens een conferentie over de kubkub in november. Of het drama in Abéché een poging tot zelfbescherming van de Fransen was, of een directe aanval op de Arabische cultuur, hangt er maar vanaf wie je het vraagt. Hetzelfde geldt voor de positie van de Franse taal in Tsjaad. Tsjaad heeft volgens de grondwet twee officiële talen, Frans en Arabisch. Maar het lokale Arabische dialect ligt ver af van het Standaard Arabisch. Het dialect wordt niet geschreven en kan dus niet gebruikt worden voor internationale communicatie. Sinds decennia stimuleren Saoedi-Arabië en andere landen in het Midden-Oosten het Standaard Arabisch in Tsjaad door middel van investeringen in onderwijs, media en ngo’s. Die investeringen gaan samen met de promotie van de Saoedische, salafistische islam.

Salafisten, die zich in Tsjaad Ansar al-sunna noemen, verwerpen de islam zoals die sinds eeuwen in Tsjaad wordt beleden, sinds de 19e eeuw onder het label Tijaniyya. Tijani-moslims hebben meer rituelen rondom het gebed, ze respecteren christenen en joden, en vrouwen doen volledig en ongesluierd mee aan het economische, publieke en religieuze leven. Salafisten houden hun vrouwen binnen, verbieden de omgang met christenen en joden en alle rituelen waarvan de Koran of de profeet Mohammed niet rept. Er wordt gezegd dat slechts vijf procent van de moslims in Tsjaad salafistisch is. Maar harde cijfers zijn er niet en de zorg over hun invloed is het gesprek van de dag. De impact van de salafisten lijkt groter omdat ze relatief veel ruimte innemen in de stad: het zijn veelal mensen met geld, grote huizen en glimmende moskeeën.

Het beleid van de overheid ten aanzien van salafisten is tweeslachtig. Extreme prediking wordt de kop ingedrukt. Dat stelt de bevolking (50 procent christelijk en 50 procent islamitisch) gerust, die zich omringd ziet door de extremisten van Boko Haram, en door religieuze oorlogen in de Centraal Afrikaanse Republiek en Darfur. En het stelt internationale partijen (Frankrijk, EU, VS) gerust die Tsjaad als partner beschouwen tegen extremisme en terrorisme. Maar de regering accepteert tegelijk dat de Golfstaten islamitische, Arabischtalige universiteiten volledig subsidiëren en jaarlijks honderden beurzen verstrekken voor studie in de Golfstaten.

Op de kubkub-conferentie stelden de organisatoren de vraag waarom Frankrijk juist zoveel ulama heeft vermoord. Een van de sprekers gaf het antwoord waar ze op doelden: „omdat Frankrijk de Arabische, islamitische cultuur wilde vernietigen. En daarin was het bijna geslaagd. Want na de kubkub vluchtten andere geleerden naar Soedan en het niveau van onze kennis van de islam is gekelderd. Het is hoog tijd dat het Frans als officiële taal wordt afgeschaft. En Frankrijk moet excuses aanbieden, de archieven teruggeven en schadeloosstelling betalen.” Uit de zaal klonk gejuich en applaus. Het zal de initiatiefnemers van de conferentie, een organisatie voor Steun aan de Arabische Taal, deugd hebben gedaan.

Andere moslims hebben geen probleem met de oude kolonisator, maar met de nieuwe: Saoedi-Arabië. Zij hopen juist dat Frankrijk zich in de politiek van Tsjaad blijft mengen en bescherming biedt tegen de invloed van salafisme en de dreiging van een ingrijpende verandering van hun maatschappij. Historici met die visie, allen met een Franstalige opleiding uit de tijd dat het nationale onderwijs nog functioneerde, besloten tijdens de conferentie in een ander gebouw hun eigen herdenking te houden. Hun conclusie: kubkub was een zwarte bladzijde in de geschiedenis die terecht is omgeslagen.

In Abéché zelf zou het kubkub-drama ook herdacht worden. Maar de discussie over de manier waarop werd daar te gevoelig. Want in dezelfde periode kreeg een groep salafisten in Abéché van het bestuur toestemming los voor de bouw van een eigen moskee, achter de rug van het Islamitische Comité van Abeché om. Dat terugdraaien had prioriteit, herdenken moest later maar.

Deze bijdrage is een bewerkte vorm van een eerder verschenen artikel in NRC Handelsblad.

0 Comments