Laat nood alsjeblieft geen wet breken
Brussel lag plat vanwege hoogste dreigingsniveau, Frankrijk en Nederland spreken over 'oorlog'. We schieten te ver door, meent Maurits Berger.
Om ons heen klinkt een letterlijke herhaling van Amerikaanse zetten na de aanslagen van 11 september 2001: "Dit is een aanval op onze vrijheden”, "We zijn in oorlog met het terrorisme”. Dat was veertien jaar geleden. Is Amerika ermee opgeschoten? Maar we kunnen nog verder terug gaan in de tijd, naar Syrië en Egypte in de tachtiger en negentiger jaren.
Daarvóór waren dat heel seculiere, en heel socialistische landen. Er was gratis onderwijs, gratis gezondheidszorg, er werd hard gewerkt aan een moderne samenleving. Maar de regimes waren iets te hardhandig in het opleggen van deze paradijselijke belofte, en de weerstand groeide. Onder de oppositie waren ook wat nu ‘islamisten’ worden genoemd. En zij werden het hardst aangepakt.
Dit conflict escaleerde en mondde uit in de eerste terroristische aanslagen. President Sadat van Egypte werd in 1980 vermoord door een islamistisch radicale groepering. Twee jaar later riep de Moslim Broederschap in de Syrische stad Hama op tot de revolutie. Al eerder hadden zij Syrische militairen vermoord.
Het antwoord was keihard: met militaire middelen werd iedere vorm van oppositie uitgeroeid. In Egypte werd iedereen die er ook maar islamitisch uitzag opgepakt. In Syrië werd Hama platgegooid. De wereld reageerde verontwaardigd. Maar onze reacties van nu zijn niet veel anders. Mensen met een ‘islamitisch’ profiel worden door politie en douane extra gescreend. En als antwoord op 9/11 bombardeerde Amerika Afghanistan, net zoals Frankrijk nu Raqqa bombardeert.
Heeft het allemaal geholpen? Egypte en Syrië werden de politiestaten die wij nu kennen, met een permanente noodtoestand, geheime diensten met verstrekkende bevoegdheden en overvolle gevangenissen. Na nieuwe aanslagen in Egypte in de negentiger jaren vielen terroristen niet meer onder het strafrecht – zij werden te vaak vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs – maar onder het militaire recht, dat het minder nauw nam met het bewijsrecht.
Ook hierop volgde kritiek van het Westen, dat dikke rapporten schreef over de misstanden in de mensenrechten in Egypte en Syrië. Maar deze landen zagen hun gelijk bevestigd door de maatregelen die de Amerikanen na 9/11 namen: uitbreiding van de bevoegdheden van geheime diensten, de instelling van militaire tribunalen en Guantanamo Bay, nieuwe ondervragingstechnieken. Alles om terroristen aan te pakken.
Het lijkt er op dat je zelf terroristische aanslagen ervaren moet hebben om alle waarden overboord te gooien in de strijd om veiligheid. Nood breekt wet. Al sinds de aanslagen in Madrid en Londen is sprake van hetzelfde patroon: in reactie op een terroristische aanslag voelen bestuurders zich verplicht om met spierballen te rollen zodat de bevolking het gevoel heeft dat er iets wordt gedaan. Maar het wordt steeds moeilijker om na iedere nieuwe aanslag met maatregelen te komen die nóg zwaarder zijn dan die al getroffen waren. Vandaar de noodtoestanden, en de oorlogsverklaring.
Ik kan niet inschatten of nu genomen maatregelen in de gegeven omstandigheden onterecht zijn. Maar ik vraag mij af of zij wel effectief zijn. Zij lijken namelijk vooral het belang te dienen van geruststelling. En ik maak mij grote zorgen dat in de toenemende druk om ‘op te treden’ steeds gemakkelijker omgesprongen wordt met de vrijheden en waarden die wij juist zeggen te beschermen. Want natuurlijk zijn wij anders dan Egypte en Syrië. Maar is dat straks ook echt zo?
Dit artikel verscheen eerder in NRC Handelsblad op 26 november 2015.
0 Comments