leidenislamblog

Su-Shi: toenadering in Nederland

Su-Shi: toenadering in Nederland

Onlangs lanceerde een groepje actieve moslims een initiatief met de klinkende naam Su-Shi. Zij streven naar een open dialoog en samenwerking tussen Nederlandse soennieten en sjiieten. Hiermee borduren ze voort op de ideeën van de Egyptische Mahmud Shaltut.

De initiatiefnemers van Su-Shi, maatschappelijk betrokken academici die elkaar hebben ontmoet via verschillende moslimorganisaties, willen voorkomen dat intra-religieuze spanningen tussen soennieten en sjiieten elders in de wereld overslaan naar Nederland. Zij reageren op het maatschappelijke islamdebat waarin onder zowel moslims als niet-moslims soms sprake is van een gebrek aan kennis over diversiteit. Hun doel is om informatie te verschaffen over de verschillende stromingen in de islam. Daarbij gaat het hen er zeker niet om te pogen de ander te overtuigen van het eigen gelijk. Ze beseffen terdege dat zowel soennitische als sjiitische stromingen hun eigen extremen kennen, die anderen wél willen overtuigen van het eigen gelijk, soms zelfs met (dreiging van) geweld. De Su-Shi-leden willen voorkomen dat de uitspraken en handelingen van sommigen geprojecteerd worden op die van de hele (sub)stroming. In hun missie geven ze aan dat “polariserend gedrag niet zelden wordt geïnitieerd en/of gevoed door zelf uitgevaardigde religieuze staten, en enorm misbruikt wordt om groepen in de hele wereld tegen elkaar op te zetten.”

Inclusivisme

Met hun ideeën over inclusivisme sluiten ze aan bij de Amman Message uit 2004, een document dat is ondertekend door 24 gezaghebbende islamitische autoriteiten, waaronder de soennitische sjeikh al-Azhar Tantawi (Egypte)en de sjiitische ayatollah Sistani (Irak). Een vergelijkbare opvatting over toenadering (taqrieb) werd in het Egypte van de jaren ’50 uitgedragen door de toenmalige rector van de Al-Azhar universiteit, Mahmud Shaltut (1893-1963). Hij vaardigde als mufti van Egypte in 1958 een fatwa uit waarin hij stelde dat 1) de islam niemand van zijn volgelingen verplicht om de doctrine van bepaalde scholen in het bijzonder te volgen én 2) dat het in het islamitisch recht even geldig is om de doctrine van de Twaalvers, de grootste stroming binnen het sjiisme, te volgen als die van elke soennitische school. Hij meende dat het “voor moslims noodzakelijk is om dit feit te kennen en zichzelf te ontdoen van het ongerechtvaardigde fanatisme ten behoeve van bepaalde sekten.” In zijn fatwa legde hij dit als volgt uit: “Want Gods Religie en Zijn Wet zijn niet het exclusieve recht van een specifieke moslimschool. Alle [Scholen] zijn toegewijd (mujtahid) (in hun zoektocht naar de waarheid) en alle [Scholen] zijn geaccepteerd door God, moge Hij worden geprezen! Het is toegestaan voor hen die niet in staat zijn om zelf de Wet te interpreteren (‘ijtihâd) om de leer van één van deze Scholen aan te nemen en diens jurisprudentie te volgen. Wat dit betreft is er geen verschil tussen devotie en werelds handelen” (vertaling WB).

Deze fatwa over de geldigheid van andere rechtsscholen dan de soennitische lag Shaltut na aan het hart. Hij spande zich jarenlang in voor het Dâr al-Taqrîb bayn al-madhâhib al-islâmiyya, het Centrum voor de Toenadering van Islamitische Rechtsscholen, dat de fatwa met een uitgebreide inleiding in 1963 publiceerde onder de titel Two historical documents. De drie doelstellingen van de Dâr al-Taqrîb waren om islamitische sekten en scholen samen te brengen; om de uitgangspunten van de islam in verschillende talen te publiceren en de mensen te overtuigen deze na te leven; en om als bemiddelaar geschillen tussen moslimvolken of sekten te beslechten.

Shaltut heeft veel commentaar gekregen op zijn fatwa. Lang niet iedereen was het met hem eens, maar, stelde Shaltut, “dit gebeurt gewoonlijk bij iedere hervorming”. Hij weet dit deels aan het feit dat mensen nog niet gewend waren aan deze manier van denken, als ook aan het verkeerd begrijpen van zijn pogingen. Net zoals de Su-Shi-groep in hun missie-statement aangeeft, wees ook Shaltut op ‘stokers’ die geen baat hebben bij eenheid. Hij meende dat dit mensen zijn met een bekrompen geest of met een eigen politieke agenda die moslims verdeeld willen houden. Hij zag het protest tegen zijn fatwa als een aanmoediging om door te gaan op het ingeslagen pad van toenadering.

Toenadering

Shaltut zou de pogingen van deze Nederlandse religieuze avant-garde dan ook welwillend hebben begroet. Net als hij willen de betrokkenen bij Su-Shi de rechtsscholen als zodanig niet opheffen, noch tot één school omvormen. Zij willen simpelweg niet in vijandschap leven. Shaltut stelde dat soennieten en sjiieten elkaar kunnen accepteren als mede-moslims ondanks de verschillen in geloofsleer over het leiderschap over de umma, de gemeenschap der gelovigen. Hij wilde – en op dit punt werd hij vaak verkeerd begrepen – geen ‘samensmelting’ van de soennitische en sjiitische islam. Hij hoopte op toenadering en riep op tot eenheid en integratie: “Dat is de roep van islam en de roep om vrede”, stelde Shaltut in 1963. En terwijl hij Sura 16:125 aanhaalt, legt hij uit dat “degene die God vreest terwijl hij kennis zoekt, diegene is die niet door partijgeest (in)gepakt is noch door sektarisme wordt gedomineerd, en diegene is die niet afwijkt, naar links of naar rechts, van zijn doel”.

Ook de initiatiefnemers van Su-Shi stellen: “Fuseren is inderdaad niet nodig en dat streven we absoluut niet na. Daarom ook de naam Su-Shi – iedereen behoudt zijn eigen identiteit. We voeren alleen dialoog om sommige hardnekkige vooroordelen, die tot verkettering en afslachting kunnen leiden, tegen te gaan.”

0 Comments