De ene takiyya is de andere niet
Sinds 2010 is de Nederlandse taal een Arabisch leenwoord rijker: takiyya. Met dank aan de negatieve en misleidende interpretatie van Geert Wilders. Olly Akkerman laat zien dat dankzij takiyya eeuwenoude sjiietische tradities in India bewaard zijn gebleven.
Foto: Bohravrouwen in de moskee wachtend op de zegening van de Dai.
Sinds Geert Wilders in 2010 in de Tweede Kamer verkondigde dat moslims in Nederland takiyya zouden plegen om in het geniep de Nederlandse staat te ondermijnen, is de Nederlandse taal wederom een Arabisch leenwoord rijker - helaas met een negatieve connotatie. Geert Wilders’ nogal royaal islamofobische misinterpretatie van het concept takiyya deed Nederlanders geloven dat moslims in Nederland eigenlijk stiekem kwade bedoelingen zouden hebben, ook al leken ze nog zo vriendelijk en onschuldig. Deze “vertrouw uw buren niet”-retoriek is niet alleen onorigineel in de moderne Europese geschiedenis, maar is ook nog eens onjuist en misleidend.
Hoewel Wilders met zijn radicale en onjuiste interpretatie van takiyya doelt op soennietische moslims, komt de term oorspronkelijk uit een geheel andere islamitische hoek: de traditie van de sjiieten. Vanuit deze optiek is taqiyya een sterk apolitieke traditie, die gebaseerd is op het verbergen van de religieuze identiteit ten tijde van gevaar. Dit was overigens geen overbodige luxe: de vervolging van sjiietische gemeenschappen door soennitische moslims, christenen en hindoes in verschillende periodes van de islamitische geschiedenis was immers aan de orde van de dag. Takiyya was dus een overlevingsstrategie, een geuzennaam, cruciaal voor het geheimhouden van de sjiietische geloofsleer, en met name een middel om esoterisch theologisch erfgoed te behouden, zowel in de schriftelijke als de orale overlevering.
Een voorbeeld van een sjiietische gemeenschap die tot op heden kampioen is in het toepassen van takiyya, zowel in het dagelijks leven als in heilige geschriften, zijn de Bohra’s in Gujarat, India. Als moslims met een Indiase sjiiietische achtergrond zijn de Bohra’s een minderheid binnen een minderheid, en daarom tot op heden vervolgd. Sinds de elfde eeuw zijn hun geschriften daarom strikt geheim gebleven. De geschiedenis en geloofsleer van de Bohra’s zijn vastgelegd in een oude manuscriptcultuur, die in het geheim generatie op generatie underground in het Arabisch is overgeleverd. Dit is uniek, omdat de lingua franca onder moslims in India en Pakistan overwegend Perzisch en Urdu is, de Koran natuurlijk daargelaten.
Het is echter niet voor niets dat de geheime manuscriptcultuur van de Bohra’s is overgeleverd in het Arabisch. Onder het motto van takiyya hebben deze unieke geschriften in de twaalde eeuw een kilometerlange reis afgelegd van Fatimidisch Cairo naar Jemen, en de traditie is ten slotte in de vijftiende eeuw via de Indiase Oceaan geworteld geraakt in Gujarat, India. De Bohra’s zijn een van de weinige, zo niet de enige gemeenschap die de Famitische geschriften, die na de val van dit rijk in de twaalfde eeuw vernietigd en verbrand zijn door soennitische veroveraars, intact hebben weten te houden. In de nieuwe sociale, politieke en historische context van middeleeuws Gujarat conserveerden, kopieerden en herintepreteerden Bohrageleerden dit unieke islamitische gedachtegoed tot een nieuw literair canon met een Bohra couleur locale.
De manuscripten in kwestie worden wegens hun overwegend esoterische inhoud als geheim beschouwd en als zodanig behandeld. De geschriften zijn veilig opgeborgen in speciale khizanas, een woord dat in het Arabisch zowel archief als schatkamer betekent. Deze khizanas zijn top secret: ze zijn alleen toegankelijk voor de allerhoogste religieuze autoriteiten van de gemeenschap, een onfeilbare koninklijke familie met aan het hoofd een spirituele leider genaamd de Dai.
Toegang tot de Bohra khizanas is tot dusver nog nooit aan gelovigen buiten de koninklijke familie verstrekt, laat staan aan buitenstaanders. Deze vorm van takiyya, die dus zowel binnen als buiten de gemeenschap wordt toegepast, heeft allerlei mythes doen ontstaan over het al dan niet bestaan van (kopieën van) mysterieuze Fatimidische geschriften in Bohra-archieven in India.
Na als buitenstaander de takiyya van de Bohras te hebben doorbroken, maandenlang onderdeel uit te gemaakt hebben van het huishouden van de Dai en zijn entourage en uiteindelijk ingewijd te zijn tot de cultuur van de khizana kan ik met zekerheid zeggen: deze manuscripten – die worden beschouwd als onaantastbare objecten met talismanische krachten - bestaan wel degelijk. Sterker nog, de Bohra manuscriptcultuur is, wellicht op kleinere schaal, net zo springlevend als ten tijde van het Famitidische kalifaat (909-1171). De geschriften worden nog steeds in het geheim met de hand gekopieerd volgens eeuwenoude tradities.
Als klassiek getrainde onderzoeker van Arabische manuscripten was participerende observatie in de Bohragemeenschap in eerste instantie louter een middel om toegang tot te krijgen tot de geheime khizana. Naarmate ik langer in de aanwezigheid van de Dai en de clerus vertoefde, hun vertrouwen won, en op de achtergrond aanwezig was bij hun activiteiten als muftis (rechtsgeleerden), qadis (rechters) en heelmeesters, realiseerde ik me dat er geen beginnen aan was om de cultuur van het archief, de manuscripten, laat staan de inhoud ervan, te doorgronden zonder het belang te begrijpen van de khizana voor de gemeenschap.
Wat namelijk bleek was dat de Bohra khizana niet alleen een archief is, maar ook een centrale rol in de gemeenschap speelt als sharia gerechtshof, koninklijk paleis, bedevaartsoord en centrum van politieke besluitvorming. Ik realiseerde me al snel: geen archief zonder gemeenschap en geen gemeenschap zonder archief. De khizana is dus het belangrijkste instituut in de gemeenschap, een heilige plek die zonder de succesvolle toepassing van takiyya nooit bestaan zou hebben.
De manuscriptcultuur van de Bohra’s in India laat zien dat de negatieve politieke connotatie die takiyya vandaag de dag in Nederland heeft misleidend en islamofobisch is. De Bohra’s pasten takiyya juist toe als overlevingsstrategie ter bescherming van eeuwenoude tradities in de centra en periferieën van de islamitische wereld. Zonder de toepassing van takiyya zouden deze unieke sjiietische tradities, die momenteel zo belangrijk zijn omdat ze de verscheidenheid van de islamitische wereld illustreren, nooit hebben bestaan.
© Olly Akkerman. Vanwege het lopende onderzoek met betrekking tot bovenstaande mag niets uit dit artikel zonder bronvermelding worden gereproduceerd, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door kopieën of op welke andere manier dan ook.
1 Comment
Geachte,
Het gebruik van taqqiya is inderdaad een sjiietische traditie maar 1 die wel door het MoslimBroederschap is overgenomen, niet om zichzelf en hun geloof te beschermen maar om hun ware bedoelingen te verbergen uit opportunisme.
Door zich schijnbaar te integreren in de Westerse maatschappij maken ze het zichzelf gemakkelijker en kunnen ze ook mee aan de touwtjes trekken om een en ander in goede banen te leiden.
Als moslim ondervindt je echter vlug dat dit allemaal maar schone schijn is.
Vrijheid van mening en zelfkritiek wordt van de eigen broeders en zusters niet getolereerd laat staan dat ze het ernstig zouden menen met pluralisme en godsdienstvrijheid.
Democratie en verkiezingen zijn niet Islamitisch maar kunnen wel een bidah hasanah worden als dit kan bijdragen aan het verwerven van macht.
Democratie jazeker, en vooral als we de verkiezingen kunnen winnen alwas het maar met valse beloften te verrichten.
Eens de macht democratisch verworven dient er voor gezorgd te worden dat ze die macht nooit meer verliezen en dus weg met de democratische verkiezingen.
Cfr. Morsi en het Muslimbrotherhood dat al snel overhelde naar theocratie en het aanpassen van de Grondwet richting sharia.
Op het veld werd de vrouwenbesnijdenis weer ambulant ingevoerd.
De goede organisatie en de hiërarchie van het Broederschap laten toe om direct in te spelen op veranderingen binnen de massa.
Soms onvoldoende anticiperend en euforisch zoals ook weer in Egypte en Syrië bleek en blijkt.