leidenislamblog

Indonesië toont: islam kan samen met democratie

Indonesië toont: islam kan samen met democratie

Islam en democratie zijn niet verenigbaar is een vaak gehoorde stellingname. De praktijk is echter heel anders. Islam en democratie gaan immers goed samen in Indonesië, net als in veel andere landen met een moslimmeerderheid schrijft Nikolaos van Dam.

Tijdens een onlangs gehouden seminar aan de Universiteit van Leiden over Indonesië, Islam en Democratie maakte de bekende Indonesische hoogleraar geschiedenis van de islam, Azyumardi Azra, een vergelijking tussen Indonesië – de grootste democratie ter wereld na de VS en India met bovendien het grootste aantal mosliminwoners – en de Arabische landen, waar de democratie maar geen vaste voet aan de grond heeft kunnen krijgen. Waaraan ligt dat?

Azyumardi betoogde dat het gematigde type van de Indonesische islam een vruchtbare bodem heeft verschaft waarop de democratie wortel kon schieten. Hij vestigde de aandacht op het opmerkelijke gegeven dat de meerderheid van de moslims ter wereld onder democratisch gevormde regeringen leeft. De ‘lichtpunten’ van democratie bevinden zich in de moslimlanden die het minst gearabiseerd zijn, zoals Indonesië, Pakistan, Bangladesh en Turkije, terwijl sprake is van een gebrek aan democratie in de Arabische wereld zelf.

Dit gebrek heeft niets te maken met een vermeende onverenigbaarheid tussen islam en democratie, maar moet worden toegeschreven aan culturele en sociale factoren, aldus Azyumardi. Hij meent dat de door mannen gedomineerde Arabische cultuur, met zijn loyaliteit aan stam en familie, weinig ruimte laat voor het doen ontstaan van democratieën.

Men kan zich echter afvragen of de Indonesische maatschappij in vergelijking tot de Arabische wereld wel zulke gematigde kenmerken bezit die bevorderlijk zijn voor de ontwikkeling van democratie.

In de huidige tijd lijkt dat het geval, maar dit is, net als in Europa, niet altijd zo geweest. Het Europa van vandaag is vredelievend en democratisch. Maar het heeft in de twintigste eeuw ook zijn zwarte periodes gekend met geweld en radicale dictators (Hitler, Mussolini, Franco) die massaal gesteund werden door een christelijke bevolking. Wie op grond van deze ervaringen beweert dat christendom en democratie onverenigbaar zijn, wordt niet serieus genomen, ook al zijn de ervaringen op dit punt dezelfde als die met de islam. Er zijn door moslims gedomineerde landen met dictaturen maar ook met democratieën, net zoals er door christenen overheerste landen zijn met dictaturen of democratieën. Met religie heeft dit weinig te maken.

Ook Indonesië heeft periodes van extreem geweld gekend, bijvoorbeeld in 1965-‘66, toen vermeende communisten massaal werden vermoord. Deze moordpartijen werden georkestreerd door de militairen van toenmalig president Soeharto en uitgevoerd door moordcommando’s gerekruteerd uit de belangrijkste moslimorganisaties. Tegenwoordig vervullen de twee grootste moslimorganisaties van Indonesië, de Muhammadiyah en de Nahdhatul Ulema, juist een essentiële rol als stabiliserende factor bij de bevordering van de democratie.

De ooit bestaande situatie in dictaturen kan snel in positieve zin veranderen. Dat was het geval in Indonesië na Soeharto en in Oost-Europa na de val van het IJzeren Gordijn. Uit het feit dat zich in de Arabische wereld geen soortgelijke ontwikkelingen hebben voorgedaan, mag niet de conclusie worden getrokken dat het hier ontbreekt aan potentieel voor het bereiken van een democratie. Ook al geven de vooruitzichten daarop weinig aanleiding tot optimisme.

Als men samenlevingen wil indelen in categorieën, is het dan juist om te spreken van een maatschappij met een autoritaire structuur, alleen omdat de leiders ervan autoritair zijn ingesteld? Een maatschappelijke structuur is toch niet alleen afhankelijk van het karakter van regering of regime? Kunnen de Arabische maatschappijen als autoritairder worden beschouwd dan de Indonesische en is de democratie daar minder levensvatbaar, zoals Azyumardi suggereert? Of hebben de Arabieren gewoon pech gehad doordat zij worden geregeerd door dictators die erin zijn geslaagd de militaire macht naar zich toe te trekken?

Volgens mij is dat het geval. Het welslagen van een dictatuur is immers vaak afhankelijk van een kleine groep goed georganiseerde militairen of anderen. De maatschappelijke structuur is van minder belang. Autoritaire maatschappelijke kenmerken hoeven democratische ontwikkelingen niet in de weg te staan.

Indonesië heeft totalitaire presidenten gehad: Soekarno en Soeharto en het land heeft pas sinds 16 jaar een democratie. Zijn alle autoritaire kenmerken die onderdeel vormden van de Indonesische maatschappij verdwenen nu Indonesië een democratie is geworden? Waren de sultans in het verleden geen autoritaire persoonlijkheden? De Javaanse maatschappij is bijzonder hiërarchisch. Dit wordt weerspiegeld in de Javaanse taal die duidelijk onderscheid maakt tussen verschillende sociale niveaus of klassen. Het Arabisch kent zulke verschillen niet en het moderne Bahasa Indonesia evenmin. Dat is een reden waarom Javanen gesteld zijn op het Bahasa Indonesia, ook al was het Javaans de taal van de Indonesische bevolkingsmeerderheid. Traditionele autoritaire structuren zijn duidelijk aan het afbrokkelen, maar dit betekent niet dat ze zijn verdwenen.

Concluderend: islam en democratie kunnen goed samengaan; dictaturen kunnen snel worden vervangen door democratieën. Maar het voortbestaan van democratie mag niet als iets vanzelfsprekends worden aangenomen – niet in Indonesië, niet in Europa of waar dan ook.

Dit artikel verscheen eerder in NRC Reader (9 juli 2014).

1 Comment