leidenislamblog

SGP luidt valse noodklok over gebedsoproep voor moslims

SGP luidt valse noodklok over gebedsoproep voor moslims

SGP-leider Van der Staaij liet vorige maand weten liever niet langer in zijn (zondags)rust gestoord te willen worden door de oproep tot gebed voor moslims. “We zijn hier niet in het Midden-Oosten,” zei hij op NPO Radio 1. Roemer van Oordt checkt de feiten.

Van der Staaij zei dat we het niet normaal hoeven te vinden dat er op zoveel momenten, met dat volume “Allah is groot” door de straten schalt. In hun verkiezingsprogramma stelt de SGP dan ook voor een einde te maken aan de dagelijkse gebedsoproepen. Lukt dat niet, dring het dan zoveel mogelijk terug, is hun devies. Door niets te doen werkt de overheid volgens de SGP “islamisering van de publieke ruimte in de hand.” Dat veronderstelt op z’n minst breed verspreide en grootschalige overlast en een indringende, ongewenste verandering van de openbare “Hollandse” akoestiek.

De oproep “Allahu akbar” wordt volgens de partij geassocieerd met terrorisme en daardoor als intimiderend gezien. “Dat horen wij terug. Er is steeds meer irritatie. In tegenstelling tot het Midden-Oosten kent het Westen geen traditie om geloofsbelijdenissen over straat te strooien.” Tegelijkertijd wijst Van de Staaij er – nogal paradoxaal – op dat moslims in Nederland meer vrijheid hebben dan in veel islamitische staten. “We hoeven met vrijheden niet door te slaan.”

Factchecken

Vooropgesteld, de oproepen tot het belijden van godsdienst of levensovertuiging zijn grondwettelijk beschermd in Artikel 6 van de Grondwet over de vrijheid van godsdienst. Via de Wet openbare manifestaties uit 1988 is dat recht herhaald; gemeenten kunnen regels stellen voor het geluidsniveau, het tijdstip en de duur van de gebedsoproep. De SGP stelt een aanscherping van deze wet voor, waardoor een voor de partij ongewenste grondwetswijziging niet noodzakelijk is.

Verreweg de meeste moskeeën in Nederland hebben geen minaretten en werken – mede daardoor – niet met versterking van de gebedsoproep door een luidspreker. Voor een deel van de nieuwbouwmoskeeën met minaretten geldt dat wel. Doorgaans beperken zij dat tot de vrijdag, wanneer de Khutbah (preek), direct na Salaat al-dohr (het middaggebed) plaats heeft.

Mohamed Echarrouti, voorzitter van de Unie van Marokkaanse Moslimorganisaties in Nederland (UMMON) zegt zich niet te herkennen in het door de SGP geschetste beeld. “De oproep in een moskee is een religieuze verplichting, maar die hoeft niet versterkt te worden. In Amsterdam zijn er geen moskeeën die de oproep versterkt verspreiden (de Westermoskee heeft wel plannen, RvO) en door het land heen ken ik er maar een paar met een Nederlands-Marokkaanse signatuur die dat wel doen”. Ook Saïd Bouharrou, woordvoerder van de Raad van Marokkaanse Moskeeën Nederland (RMMN) spreekt over een handjevol voorbeelden.

De Islamitische Stichting Nederland (ISN), met bijna 150 moskeeën de grootse koepelorganisatie, laat weten de precieze aantallen niet geregistreerd en paraat te hebben, maar wel zeker te zijn dat het om een klein percentage gaat. Stichting Islamitisch Centrum Nederland (SICN), waarbij een kleine 50 moskeeën zijn aangesloten, is in hun reactie resoluut: “Geen enkele SICN-moskee maakt dusdanig gebruik van versterking van de azan [oproep tot gebed] dat het buiten het gebouw zelf te horen is”.

Uit een belronde langs 141 moskeeën door het EO-programma De Vijfde Dag in 2013 bleken er twaalf islamitische gebedshuizen versterkt op te roepen tot gebed. Gelet op bovenstaande reacties lijkt dat nog een hoge score van zo’n 8%. Pooyan Tamimi Arab, die in zijn interessante promotieonderzoek uit 2015 de azan als casus gebruikt om maatschappelijke intolerantie en de regulering van publieke religieuze aanwezigheid door de Nederlandse overheid in beeld te brengen, schat in dat het om minder dan 10% van de moskeeën gaat.

Praktijk

Belangrijk in de argumentatie van de SGP is verder dat er veel weerstand is tegen de gebedsoproepen, maar dat gemeentebesturen zeggen niets te kunnen doen. Daarom wordt het volgens Van de Staaij tijd dat de Kamer in actie komt. De realiteit is toch echt anders. In Artikel 10 van de Wet openbare manifestatie staat: “Klokgelui ter gelegenheid van godsdienstige en levensbeschouwelijke plechtigheden en lijkplechtigheden, alsmede oproepen tot het belijden van godsdienst of levensovertuiging, zijn toegestaan. De gemeenteraad is bevoegd ter zake regels te stellen met betrekking tot duur en geluidsniveau.”

In de praktijk gebeurt dat ook en komen gemeenten in vaak stevig overleg met moskee en omwonenden in kwestie tot een acceptabel compromis. Natuurlijk moeten zorgen die spelen bij omwonenden serieus genomen worden, maar het zijn doorgaans de klagers die in beeld komen en de weerstand vanuit de bevolking blijkt vaak te worden uitvergroot. In de publiciteit komen bovendien alleen de gevallen die schijnbaar nieuwswaardig genoeg zijn, en dus bepaald niet zonder slag of stoot de revue zijn gepasseerd.

Verwijzing naar islamisering en terrorisme

Kern van de zaak is dat er steeds breder politiek verzet komt tegen de institutionalisering van de islam in Nederland. Het blijkt moeilijk te accepteren dat de islam in al zijn diversiteit onderdeel van onze samenleving uitmaakt en dat moslims hier zullen blijven. Dat zij daarbij gebruik maken van een breed scala aan rechten en vrijheden die in onze Grondwet zijn vastgelegd en die Nederland maken wat het is, wordt vrijwel voortdurend door politiek en media als probleem weggezet.

Voor alle duidelijkheid; die institutionalisering gaat niet zonder slag of stoot, schuurt hier en daar flink en geeft regelmatig nieuw voedsel aan het debat over de manier waarop we in Nederland alles geregeld hebben. Maar die discussie moet wel zo veel mogelijk worden gevoerd op basis van feiten en cijfers – dus niet op uitvergrote (waan)beelden – en uitgaan van de universele rechten van de mens.

De koppeling die Van der Staaij ten slotte maakt tussen de (versterkte) oproep tot gebed en terrorisme, is levensgevaarlijk en zet de geloofspraktijk van moslims in Nederland volstrekt onnodig opnieuw in een kwaad daglicht. Dat je daarmee tweespalt creëert en terroristen uiteindelijk in de kaart speelt lijkt mij een trieste, maar onvermijdelijke conclusie.

Dit is een ingekorte versie van een artikel dat eerder op Republiek Allochtonië verscheen.

2 Comments

Piet Akker

Het echte probleem is de islamofobie in Nederland. Dit ontstaat door onbekendheid met de Islam. Het Nederlandse publiek maakt door die onwetendheid geen onderscheid tussen islam en terrorisme. Men weet wel dat niet iedere duitser een Hitler is, maar men weet niet dat niet iedere moslim een terrrorist is.
Politieke partijen kunnen door die islamofobie stemmen winnen.

John Steegh

"Maar die discussie moet wel zo veel mogelijk worden gevoerd op basis van feiten en cijfers – dus niet op uitvergrote (waan)beelden – en uitgaan van de universele rechten van de mens."

Dat is nou net het probleem. De SGP lift mee op op basis van (TV-)BEELDEN gepercipieerde ergernis: zichtbare (vrome) moslims, met name op vrijdag. Teksten en feiten doen er voor een relevant deel van de bevolking niet (meer?) toe. "Universele rechten van de mens" zijn ook al zo'n abstractie waarvan die mensen zelf niet (meer?) het idee hebben dat het (ook!) over hen gaat.

Als zelfs de partij die als geen ander de Grondwet 'beschermd' met dit soort argumenten komt, wie 'beschermd' de Grondwet dan nog wel?
Als zelfs een partij als de SGP voor wie vroomheid toch als iets herkenbaars zou moeten werken zo 'populistisch' afstand neemt, wie beschermd het gelijkheidsprincipe van de Grondwet dan nog?

Argumenteer, kortom, meer vanuit gevoelens en percepties, al is dat voor academici nog moeilijker dan voor anderen, zoals ik.