leidenislamblog

Snouck Hurgronje, Nederland, en de islam

Snouck Hurgronje, Nederland, en de islam

Hoe om te gaan met de moslimse burgers door het ontwikkelen van een deugdelijke ‘islampolitiek’? Aan dit vraagstuk wijdde de Leidse hoogleraar Christiaan Snouck Hurgronje precies honderd jaar geleden zijn boek 'Nederland en de Islâm'.

Honderd jaar geleden, in 1915, publiceerde de Leidse hoogleraar Christiaan Snouck Hurgronje (1857-1936) de tweede druk van zijn boek Nederland en de Islâm (eerste druk 1911). Met dit boek richtte hij zich nadrukkelijk tot een groot publiek om een bijdrage te leveren aan een belangrijke maatschappelijke kwestie: hoe om te gaan met de moslimse burgers door het ontwikkelen van een deugdelijke ‘islampolitiek’?

Hoewel Nederland niet meer de grote moslimse natie van honderd jaar geleden is, die een zevende deel van de islamitische wereldbevolking herbergde, zien wij ons ook nu geconfronteerd met grote vragen van geesteswetenschappelijke en rechtswetenschappelijke orde. Ook aan hedendaagse islamkenners wordt gevraagd wat islamitische opvattingen en praktijken inhouden en hoe de Nederlandse regering hiermee dient om te gaan. In de afgelopen decennia is Snouck Hurgronje herhaaldelijk veroordeeld. De vraag dringt zich op wat wij van hem kunnen leren, of is hij definitief een monument van een ander tijdperk, vereeuwigd in de gebrandschilderde ramen van het Leidse Academiegebouw?

Normatieve beoordeling van de islamitische leer

Snouck Hurgronje koppelde als adviseur van de Nederlands-Indische regering een gezaghebbende weergave van islamitische leer en leven aan een krachtige normatieve beoordeling, wat onontkoombaar leidde tot een uitgesproken beleidslijn. Hij bepleitte vrijheid in de uitoefening van de godsdienstige plichten voor moslims voor zover deze een privé karakter hadden, bijvoorbeeld de pelgrimage naar Mekka. Onderdrukking zou de natuurlijke loop van zaken, uitmondend in secularisering, slechts remmen door het oproepen van weerstand. Samen met zijn overbuurman aan het Rapenburg Cornelis van Vollenhoven bepleitte hij gelijkberechtiging van de Indonesiërs als een ethische plicht. Tegelijk keerde hij zich krachtig tegen alle vormen van politieke islam, die hij als een bedreiging van de maatschappelijke orde beschouwde.

Zijn uitgangspunten en vooronderstellingen doen gedateerd aan: een evolutionistische kijk op de ontwikkeling van samenlevingen en culturen, culminerend in een beschavingsideaal waartoe het Westen de gekoloniseerde gebieden diende te brengen, ging samen met een elitair wereldbeeld waarin er een scherp onderscheid bestond tussen goed opgeleide elites en bij tijd en wijle gevaarlijke ‘plebs’. Een voorbeeld is Snouck Hurgronje’s krachtige veroordeling van de naar zijn mening door Duitse politici en oriëntalisten geïnstigeerde oproep van de Osmaanse regering tot jihad aan de door Europese mogendheden gekoloniseerde moslims bij het begin van de Eerste Wereldoorlog. Deze heilige oorlog made in Germany was niet alleen levensgevaarlijk voor de koloniale machthebbers, maar zou ook de betrokken moslims zelf terugwerpen in de Middeleeuwen die zij dankzij Westerse beschavingsarbeid net achter zich hadden gelaten.

Na de dekolonisatie nam geleidelijk de kritiek toe, totdat hij in de jaren zeventig en tachtig als aartsoriëntalist verguisd werd. De kritiek gold de ethiek van zijn veldwerkmethoden, zoals het aannemen van de islam, inclusief besnijdenis, om in Mekka te kunnen verblijven, zijn islamitische huwelijken met vrouwen uit de Soendanese elite, en meer algemeen zijn combinatie van inlichtingenwerk met participerende waarneming. Deze beoordelingen waren in veel opzichten weerspiegelingen van preoccupaties uit de tijd van de beoordelaars, geleid door eigen vooronderstellingen over relaties en geloof.

Nalatenschap

Intussen lijkt de tijd rijp om deze moralisering achter ons te laten en te streven naar een meer afstandelijke poging tot begrip van deze grondlegger van de Westerse islamwetenschap. In zijn studie van teksten in samenhang met observaties van het dagelijks leven blijkt hij een voorloper te zijn geweest van de wijze waarop wij tegenwoordig denken islam en moslims het beste te kunnen bestuderen. Na decennia van verwaarlozing krijgen zijn unieke verzamelingen van foto’s, geluidsopnamen en gebruiksvoorwerpen uit de moslimse wereld opnieuw aandacht, zoals bijvoorbeeld blijkt in de ‘Mekka-galerij’ van het Rijksmuseum voor Volkenkunde en in de digitalisering van zijn archief door de Leidse Universiteitsbibliotheek.

Honderd jaar later zijn Snouck Hurgronje’s vooronderstellingen en elitaire visie onvermijdelijk achterhaald, evenals zijn nadruk op het belang van de onveranderlijke klassieke leer. De veranderingen in de moslimse wereld door dekolonisatie, migratie, onderwijs en nieuwe communicatiemiddelen zijn overweldigend. Ook een uitzonderlijk begaafd geleerde als Snouck Hurgronje kon het modernisme, de verinnerlijking van de Islam, en de politisering niet voorzien. Zijn beleidsaanbevelingen zijn niet klakkeloos toepasbaar op de vraagstukken omtrent integratie van moslims in Nederland en bezorgdheid over terrorisme en jihad zoals wij die thans beleven. Maar zowel van Snoucks inzichten als zijn dwalingen, kunnen wij veel leren. Zijn werk blijft uitnodigen tot overdenking, instemming en vooral creatieve tegenspraak. In onze studie van de islam staan wij op zijn schouders, en kunnen wij verder kijken, al moeten wij daarbij zelf zoeken naar de goede richting.

Een uitgebreidere versie van dit betoog verscheen deze maand in 'Met Leidse wetenschap de toekomst tegemoet', een boekje met zeven voorbeelden van onderzoek met grote impact dat in november 2015 is verschenen ter ere van het 88e lustrum van de Universiteit Leiden.

1 Comment

Iryna

Het 'moslims onderwerp' werd vroeger als iets 'exotisch' gezien in vergelijking met de retoriek van deze tijd die wat lugubere toon heeft genomen. Het object 'moslims' is het subject van het onderwerp geworden met alle gevolgen daar van. De wetenschappelijke laboratoria waar het onderzoek naar zulke begrippen als moslim's identiteit, geloof, rituelen, islamitische beschaving is gevoerd, vanwege kunstmatige benaderingen en misschien gedeeltelijk verkeerde methodologieën hebben op een gegeven moment de exactheid en, in een bepaalde mate, actualiteit van hun experimentele analyse verloren. 'Fieldwork' is tegenwoordig misschien niet meer zo belangrijk en essentieel, en het wordt steeds vervangen door het bestuderen van zo'n fenomeen als samenleving en moderne multiculturalisme. Als men dat kan verklaren, dan zal het misschien een stukje makkelijker zijn om een beter begrip voor anderen te kunnen krijgen.