leidenislamblog

Wilders is met moskeeangst terug in het verleden

Wilders is met moskeeangst terug in het verleden

Nederland heeft sinds 1955 haar eerste officiële moskee, decennia later dan veel andere Europese landen. Ons land had destijds tientallen jaren nodig om de 'moskeediscussie' te beslechten. Wilders' bezwaren tegen moskeeën zijn dan ook nogal achterhaald.

Op 25 januari 2013 lanceerde PVV-leider Geert Wilders zijn website MoskNee, waarmee hij zijn aanhangers en "verontruste burgers" aanmoedigt de moskeebouw in Nederland tegen te houden. Volgens hem hoort een moskee niet binnen de bebouwde kom maar op een industrieterrein of naast een varkensboerderij - dus geen kippen of koeien, maar uitgerekend varkens als geschikte buren voor de moskeebezoekers. Op MoskNee herhaalt hij zijn inmiddels bekende credo dat Nederland geen islamitisch land is en dat ook nooit mag worden. In zijn met retoriek doorspekte betoog presenteert hij de moskee als symbool van een ideologie van haat, geweld en onderdrukking.

De Mobarak Moskee in Den Haag - geopend in 1955 - was de eerste officiële islamitische gebedsruimte in Nederland. Wat mogelijk niet iedereen weet, is dat de discussie over de bouw van moskeeën in Nederland veel ouder is. In het huidige moskeedebat in Nederland, onder leiding van Geert Wilders, negeert men keer op keer de ervaring van Nederland met de islam in Nederlands-Indië. Hiermee wordt voorbijgegaan aan de lange, rijke en gezamenlijke geschiedenis van Nederlanders en Indonesiërs. Ook onder de repatrianten afkomstig uit Nederlands-Indië en binnen de Molukse en Surinaamse gemeenschappen in Nederland vindt men moslims.

Aan het begin van de twintigste eeuw waren er al discussies over de wenselijkheid een moskee in Nederland te stichten. In 1904 benadrukte een zekere A. Fokker uit Amsterdam in een ingezonden brief in Het Nieuws van den Dag het belang van de bouw van een moskee in Amsterdam. De moskee zou veel Indonesische studenten naar Nederland kunnen trekken. Fokker was van mening dat een moskee goed paste binnen de toenmalige ‘ethische politiek’ met betrekking tot de koloniën. Een moskee kon Indonesische jongeren in Nederland een thuisgevoel geven en hun negatieve gevoelens jegens de Nederlandse samenleving en cultuur kunnen verminderen na terugkeer in Nederlands-Indië.

Later, in 1929, richtte het publieke debat zich op de bouw van een moskee in Den Haag, voor uit Indië afkomstige moslimonderdanen. Deze armere groeperingen bestonden voornamelijk uit zeelieden en bedienden, die met repatriërende Nederlandse gezinnen - na hun pensionering - meekwamen. In verschillende Europese steden, waaronder Parijs, Berlijn, Londen en Liverpool stonden toen al moskeeën. Maar in Nederland verliep het proces minder soepel. Een van de argumenten tégen de moskeeplannen was dat een moskee in een christelijk land als Nederland niet thuishoorde.

Iemand die wél achter de plannen voor de bouw van een Haagse moskee stond, was de Haagse bekeerde moslim en oud-militair Mohammed Ali Van Beetem (1879-1938). In Het Vaderland probeerde hij "katholieke beschuldigingen" tegen de zogenaamd heidense mohammedanen (en joden) te ontzenuwen. Daarnaast dacht hij dat het oprichten van een moskee in Den Haag recht kon doen aan de 40 miljoen "bruingetinte medeburgers" in Indië. Andere Nederlanders sloten zich aan bij Van Beetems plan en er werd een voorlopige commissie samengesteld die bestond uit een aantal Haagse politici.

Ook M. Taudin Chabot (1884-1966), de (remonstrantse) directeur van de Nederlandsche Handel-Maatschappij, verdedigde de plannen voor de Haagse moskee. De kwestie van de moskee was volgens hem niet bijzonder of uniek, omdat volgens de Nederlandse Grondwet iedere religieuze stroming recht had op het stichten van een gebedshuis. De mohammedanen, zo benadrukte hij, zouden dankzij Thorbecke gelukkiger zijn dan zijn eigen remonstrantse voorouders, die hun kerkgebouwen verborgen achter de huizen moesten bouwen. Hij was dan ook verbaasd over de onrust bij mensen in bepaalde calvinistische kringen.

Tijdens een uitstapje naar Parijs in 1929 bezocht een Nederlandse journalist van de Nieuwe Rotterdamsche Courant de Grote Moskee, die in 1926 in de Franse hoofdstad was gebouwd. Deze journalist hoopte dat de Nederlandse regering het Franse model zou volgen en dat het moskeegebouw in Den Haag de "verblindende pracht" en "indrukwekkende schoonheid" van de Parijse moskee zou evenaren. De bezwaren tegen de oprichting van een moskee in een "Christelijk Nederland" vond hij onterecht, zoals ook de bezwaren van buurtbewoners in Parijs ongegrond waren gebleken. In het kader van godsdienstvrijheid en religieuze verdraagzaamheid moest een moskee een plek kunnen krijgen in Nederland, naast de vele overige gebedshuizen. Het argument dat de islam naar bekering van de gehele mensheid streeft, vond hij niet overtuigend. Een groot deel van de christenen deed immers hetzelfde, aldus deze journalist.

Het plan een officiële moskee te bouwen in het centrum van Den Haag is uiteindelijk pas in 1955 gerealiseerd. Eerder, in 1932, kregen Haagse moslims wel de eerste islamitische begraafplaats in Nederland. Een foto uit het archief van Van Beetem toont een publieke islamitische begrafenisstoet in Den Haag. Een andere foto illustreert een "Mohammadaansch huwelijk", dat in het Haagse gemeentehuis wordt voltrokken.

Wilders’ radicale voorstel om de moskeebouw tegen te houden, betekent een stap terug in de tijd. En in wezen staat hij op één lijn met sommige fundamentalistische salafistische groeperingen die de bouw van kerken in islamitische landen willen stoppen.

Lees via deze link een interview met Umar Ryad in Trouw over hetzelfde onderwerp.

3 Comments

HPax

'Wilders’ radicale voorstel om de moskeebouw tegen te houden, betekent een stap terug in de tijd. En in wezen staat hij op één lijn met sommige fundamentalistische salafistische groeperingen die de bouw van kerken in islamitische landen willen stoppen.'

Een buitengewoon brutale voorstelling van zaken!

Verzet tegen materialisering van de symbolen van de achterlijkheid in Nederland als een regressie in de tijd propageren. En dit met de suggestie dat verzet ertegen gelijk staat aan 'sommige Fundamentalistische Salafistische Groeperingen (FSG) die de bouw van kerken in islamitische landen willen stoppen.'

Alsof die SGF - alleen 'sommige'?; wie gelooft dat - daar ooit is aan begonnen.

Petra de Bruijn

Daar ben ik het niet mee eens. Juist deze passage van dhr. Ryad geeft de zo gewenste nuance aan die in het islamdebat zo noodzakelijk is.

Peter Laman

Die laatste zin "En in wezen staat hij op één lijn met sommige fundamentalistische salafistische groeperingen die de bouw van kerken in islamitische landen willen stoppen" is verontrustend. Het feit dat hij vrijwel in alle islamitische landen onmogelijk, dan wel zeer moeilijk is om een kerk te mogen bouwen, dat er nergens in de islamitische wereld volledige godsdienstvrijheid is, wordt hier gereduceerd tot 'sommige fundamentalistische salafistische groeperingen'. Dit is ronduit misleidend.